De schans bij Wittelte

Foto boven: Deze bank, staand op de kruising Ten Darperweg en de Hoofdstraat, is in 1939 onthuld bij het afscheid van burgemeester H.G. van Os.

Er zijn lang geleden in Drenthe diverse zogenaamde landweren opgericht, vrij primitieve verdedigingswerken. Een dergelijke landweer was er ook in het Wittelterveld, aan de weg van de buurtschap Het Moer naar Wittelte, tussen het Bolleveen en de Westeres. Dergelijke landweren worden ook wildgraven genoemd, daar zij ook de functie hadden het wild tegen te houden. De benaming schans zou voor een dergelijk object teveel suggereren, hoewel er wel een historische betekenis aan moet worden gegeven.

De wetenschappelijke onderzoekers verschillen nogal van mening ten opzichte van de betekenis van dergelijke verdedigingswerken. Dr. Janssen heeft in 1847 zijn visie gegeven, welke evenwel door H.G. van Os, oud-burgemeester van Diever, in de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1907 bestreden wordt. Ook andere schrijvers, zoals Picardt, Pleite en Van Reyd denken nogal verschillend. De Wittelter Weere wordt genoemd in een besluit van de hagespraak van het Dieverder Dingspil van 5 december 1617, waarbij bepaald werd dat van Pasen tot Sint Maarten de hagespraken (vergaderingen in de open lucht) zouden worden gehouden te Wittelter Weere; 's winters zouden die plaatsvinden te Uffelte.

Ligging van de Wittelterschans.
Ligging van de Wittelterschans. Kaart is een uitsnede van de topografischekaart van 1993.

Van Os omschrijft de restanten van de Schans

Burgemeester H.G. van Os.
Burgemeester H.G. van Os. Was burgemeester van 1900 tot 1939. Hij is geboren op 16-11-1874 te Frederiksoord in de gemeente Vledder als zoon van Willem van Os en Leentje Mulder. Hij huwde Saakje Lena van der Veen uit Monnikendam op 30-07- 1903 in Diever. Vermoedelijk overleed hij op 09-10-1958 te ’s Gravenhage.

De schans is nagenoeg rond, doch van boven plat met een middellijn van ca. 10 meter en een hoogte van ca.2,50 meter. De hoogte is omgeven door een droge ca. 1,50 meter brede gracht, vervolgens een wal met een hoogte en een breedte van ca. 2 meter; nog een droge, ca. 1.50 meter brede gracht en tenslotte een laag walletje. De eerste wal en de tweede gracht verlengen zich min of meer noordwaarts over een lengte van ca. 300 meter, op enkele plaatsen doorbroken door een veldweg. De eerst 200 meter is de wal op maaiveldhoogte ca. 6,00 meter breed en is de gracht ca. 3 meter breed. Het laatste deel is, evenals het zuidwestelijk gelegen, ca. 40 meter lange deel, veel lager. Het geheel is gelegen in een heidelandschap dat ten noordoosten van de schans ligt en hoger is gelegen, terwijl zich aan de andere zijde een soort van veenmoeras bevond met de naam ‘’t Moer’. Ook de oorspronkelijke naam Ruiterdijk wijst op een door een moerassig gebied opgeworpen weg.

Hoewel er in de directe nabijheid niets te verdedigen valt, is dit dus wel een belangrijk strategisch punt. De terreingesteldheid was een krachtig hulpmiddel bij de verdediging van twee toegangswegen naar het midden van ’t Olde Lantschap. Toch is er in de literatuur niets te vinden van schermutselingen hier ter plaatse. Voor de belegering van Steenwijk ligt deze plaats veel te ver, ca. 15 kilometer, af van het strijdtoneel. De beste kanonnen konden in de 16e eeuw hooguit ca. 1,5 kilometer ver schieten, maar had op die afstand weinig uitwerking.

De Gelderse troepen die Drenthe in 1521 binnenvielen, nadat ze vergeefs Steenwijk hadden belegerd, moeten op hun plundertocht naar Assen en Rolde langs deze plek gekomen zijn. Uit de annalen wijst niets er op dat ze hier weerstand hebben ondervonden. Volgens Picardt trok Maurits in 1591, na de inneming van verschillende schansen en forten in de Ommelanden (Groningen), met zijn leger door Drenthe en “tot Dieveren” heeft gelegerd met het plan Steenwijk te belegeren. Ook E. van Reyd meldt dit met het verschil dat hij zegt dat de troepen bij Havelte werden gelegerd ter voorbereiding van beleg van Steenwijk. Het is verleidelijk te veronderstellen dat dit de aanleiding was voor het opwerpen van de schans. Echter moeten we vaststellen dat de vorm van de Wittelter Schans sterk afwijkt van de gebruikelijke schansen die in die tijd werden aangelegd. Nijgen we toch weer naar een plaats waar hagespraken werden gehouden. Op 16 december 1617 werd op de hagespraak van het Dieverderdingspil besloten dat de hagespraken als volgt zouden worden: In wintertijd, van Sint Maarten (11 november) tot Pasen te Uffelte en in de zomertijd, van Pasen tot Sint Maarten, te Wittelter Weere.

Verdedigingswerk.
Verdedigingswerk. In 1936 getekend door Van Os.

De op nevenstaande kaartje aangegeven Weerwal is een later opgeworpen wal met sloten aan weerszijden. Deze loopt over een grote afstand in zuidelijke richting door, evenwijdig aan de Ruiterdijk of Ruiterweg. Hiervan is met zekerheid bekend dat het een afscheiding betreft voor het weiden van vee op de gemeenschappelijke gronden. Uit bovenstaande blijkt dat de oorspronkelijke functie van de Wittelter Schans niet goed is te registreren en het misschien toch anders gebruikt is dan de bovenomschreven mogelijkheden, een vergaderplaats of een militaire versterking.

De Wittelter Schans, een lang lijnvormige aarden verdedigingswerk, in 1936 getekend door Van Os, opgenomen in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak van 1907. ‘Weg van ’t Moer vaar Wittelte’ is nu de Wapserveenseweg, ‘Ruiterweg’ is nu Steenwijkerweg, ‘weg van Wapserveen naar Diever’ is in de ruilverkaveling verdwenen en aan de andere zijde, rechts, is een deel van het huidige Noordswegje ingetekend.

Bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 1907 (Opraekelen 2008/1, 2 en 3.
Literatuur: Cultuurhistorische rijkdom gemeente Westerveld
.