De Gereformeerde kerk

Ca. 1920. De Gereformeerde kerk aan de Kruisstraat
Ca. 1920. De Gereformeerde kerk aan de Kruisstraat

Wanneer is deze kerk van de afgescheidenen gebouwd? Waarom en hoe is de afscheiding van de Ned. Hervormde Kerk in Diever ontstaan? Drie vragen, waarop wij het antwoord kunnen vinden in het bekende boek: "Meister Albert en zijn vier zonen", waarin deze boerenzoon uit Eemster, als een apart, hoogstaand mens duidelijk wordt omschreven als de voorman van de afscheiding.

Op 23-jarige leeftijd werd hij benoemd als schoolmeester in Diever. In de dagelijkse omgang werd hij Meister Albert genoemd. Hij was in de eerste helft van de vorige eeuw de grote voorman in de Zuidwesthoek van Drenthe. Geboren in Eemster op 9 november 1760. Hij zou oorspronkelijk boer worden, maar leerde voor schoolmeester. Acht jaar is hij in Diever schoolmeester geweest. Hij volgde meester Reinder Wichers (tevens koster) op, op 11 oktober 1783. In mei 1793 trouwde hij met Maria Westerhof uit Diever en werd weer boer. Zij kregen acht kinderen, vier jongens en vier meisjes.

Hij was een Godvruchtig man, was lid van de Drentse Landdag en in de Franse tijd werd hij benoemd tot Kapitein van de Landstorm. Hij was de Fransen te glad af. Liet alle jongens die voor Franse dienst werden opgeroepen onderduiken, maar zij waren er weer toen in 1813, na de nederlaag van Napoleon, de Kozakken kwamen.

Degen en sjerp van Meister Albert.
Degen en sjerp van Meister Albert. Meester Albert was "Kapitein van den Landstorm".

Was wethouder en kon geweldig hard op zijn vingers fluiten. Hij at heel snel. Was hij klaar, dan moest elk klaar zijn. "Rap met de tand, rap met de hand", zo was zijn gezegde. Zo werd ook een nieuwe knecht op de proef gesteld, want "zo men et, zo men tredt" zei Meister Albert.

Hij was een hartstochtelijk jager, evenals zijn zoons en was dikwijls heel slordig gekleed. Ook nam hij de Kerkdienst waar als de predikant verhinderd was.

De afscheiding begon in Ulrum in 1834. Turfgraver L. Dijkstra in Smilde hoorde van de afscheiding in Ulrum, reisde daarheen en verzocht hem in Smilde te komen preken. Hij predikte daar op 19 en 20 november, stichtte daar een gemeente, waarbij 75 personen belijdenis deden. Ook Meister Alberts zonen waren daar en vroegen hem naar Dwingeloo te komen, daar zij het in de Herv. Kerk niet meer konden uithouden.

Meister Albert hield eerst voet bij stuk in de Herv. Kerk, maar kon tenslotte daar ook niet meer vinden wat hij zocht en moest ook hij met zijn kerk breken. Op een zondag is dat gebeurd tijdens een dienst in Dwingeloo. Volgens hem preekte de dominee bezijden de waarheid en midden onder de preek ging hij staan, zette zijn hoed op en liep bedaard de kerk uit. Het grootste deel volgde hem.

Boerderij te Diever, waar in 1836 de eerste vergadering der afgescheidenen werd gehouden.

In maart 1835, toen Ds De Cock weer uit de gevangenis was, werd in zijn schuur te Eemster de afgescheiden gemeente gesticht. Ds Kock vestigde zich in Smilde. Op 31 oktober 1836 volgde de afscheiding in Diever. De eerste samenkomst vond plaats op 't kasteel in het huis van Ant. Oost.

Het volgende stuk werd opgesteld: In den jaare 1836 zijn afgescheiden van de toen bestaande kerk, welke van Ariaansche en Remonstrantsche Dwalingen zodanig was overstroomt, dat de Fondamenteele Leerstukken er niet meer waren te vinden, de volgende Ledematen en Leeken: H.A. Kok (oudste zoon van Meister Albert), R.K. Hummelen, F.J. Veenhuis, H.A. Hessels, A. Hessels, enz.

In 1841 is de kerk gebouwd en 25 december in gebruik genomen. Toen zij daarmee bezig waren, riep iemand spottend de timmerman toe: "Pas op, de muren vallen om". De timmerman antwoordde: "Brak de dag maar spoedig aan, dat wij dit gebouw met eigen handen konden afbreken en tot de Hervormde Kerk wederkeeren".

Ouderling Kok trad het eerst op als oefenmeester. Eerst toe was er vrijheid van godsdienst verkregen. Op 14 november 1836 was de diaken Sikkens uit Smilde met een verzoekschrift voor de gemeenten in Groningen en Koning geweest om vrijheid van godsdienst te vragen. De Koning wilde hem nauwelijks horen, maar toch handelde hij tegen zijn voorgaand besluit om geen verzoekschriften meer aan te nemen, in.

Eerst in het jaar 1841, op 28 juli, is door Koning Willem II de verzochte toelating aan de adressanten verleend en mitsdien vergund het bestaan te Diever van een Christelijke afgescheidene gemeente, bestuurd volgens de bepalingen van het reglement der bereids toegelatene Christelijke afgescheidene gemeente te Groningen. Tot zover Artikel 1. Artikel 2 luidt: Deze gemeente zal harer diensten uitoefenen in het huis van Hendrik Geerts Oost, staande en gelegen te Diever en zulk in afwachting, dat zij een kerkgebouw zal stichten op het erf van Remmelt Hummelen aldaar, hetwelk haar wordt vrij gelaten.

De gemeente groeide, zodat op 27 mei 1874 werd besloten de kerk te vergroten. In de zomer van dat jaar werd weer druk gebouwd. Bij deze verbouwing werd ook het karakteristieke torentje geplaatst.

De gereformeerde kerk zoals die oorspronkelijkin 1841 is gebouwd en rechts met de aanbouw. In 1923 werd rechtsachter een zijvleugel aangebouwd, waarna in 1930 ook links een zijvleugel kwam. Zo ontstond de kruisvorm. Op de achtergrond de toren van de Nederlands hervormde kerk.